Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [33]De wachters, die in de stad omgingen, [34]vonden mij, [35]zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn [36]sluier van mij. 33. Zie boven, hfdst.3 vs.3. Hiermede wordt te kennen gegeven dat God somtijds toelaat, dat zijne kerk van de tirannen en boze regenten dezer wereld, ja, ook wel van valse leraars, vervolgd en benauwd wordt, om haar te tuchtigen vanwege hare traagheid en onachtzaamheid, en opdat zij in het toekomende des te wakkerder en ijveriger zou zijn. 34. Hieruit is af te nemen dat de Bruid niet alleen tot aan de deur gegaan is om haren Bruidegom te zoeken, maar ook verder, hem zoekende aan alle hoeken der stad. 35. Men slaat niet alleen met de hand, of met stokken en zwaarden, enz., maar ook met de tong, gelijk te zien is Jer.18:18. Ja, slaan betekent ook somtijds iemand kwellen en verdriet aandoen, hetzij door welk middel het geschiedt; Ps.69:27; Jes.53:4. 36. Of, lamfers. Het Hebreeuwse woord heeft zijn oorsprong van uitspreiden, omdat de vrouwspersonen de sluiers over haar hoofd uitbreiden, eensdeels tot sieraad, Jes.3:23, anderdeels om der eerbaarheid wille, Gen.20:16, en Gen.24:65; Jer.2:32; ook tot een teken van onderdanigheid, 1 Kor.11:6,7,10. Dat men zulk een deksel ene vrouw van het hoofd afneemt, is tot haar grote schande strekkende; zodat de Bruid hier reden heeft om daarover te klagen alsof men ze geacht had voor een oneerbare lichte vrouw. Zie Ezech.23:26. Eenigen verstaan hier door den sluier de vrijmoedige belijdenis des geloofs en der ware religie. Van dezen sluier zoeken de ontrouwe herders, of valse leraars en de tirannen, altijd de kerk en de ledematen derzelve te beroven.